Inleiding
Wyck heeft in de loop van de geschiedenis vijf poorten met de naam Sint-Maartenspoort gehad. Deze poorten lagen alle in een betrekkelijk klein gebied aan de noord- en noordoostzijde van dit stadsdeel. Twee van deze poorten waren een onderdeel van de middeleeuwse stadsmuur en de overige van de latere wal en walmuur.
Het op de oostelijke oever van de Maas gelegen Wyck, was niet alleen een voorstad van Maastricht, maar ook een belangrijk onderdeel van de dubbelvesting. In dit artikel wil ik kort ingaan op de ontwikkeling van de vesting Wyck en op de vijf Sint-Maartenspoorten. Het artikel is min of meer ontstaan naar aanleiding van het in 2022 uitgevoerde archeologisch onderzoek bij de vervanging van het riool langs Wilhelminabrug en in de straat met de naam Sint-Maartenspoort. (https://vestingmaastricht.nl/resten-van-bolwerkpoort-wyck-gevonden/)
Vestingbouwkundige ontwikkelingen in Wyck, de grote lijnen
De ontwikkeling van de vesting Wyck kent een geheel ander verloop dan die van Maastricht en ook in chronologische zin wijken de ontwikkelingen af. Waar we op de westelijke Maasoever als richtsnoer houvast hebben aan een eerste stadsmuur vanaf het jaar 1229, een tweede muur vanaf 1294 en vanaf omstreeks 1570 de eerste veelhoekige buitenwerken, kunnen we met die jaartallen op de oostelijke oever helemaal niets.
Als we met grote stappen door de ontwikkeling van de vesting Wyck gaan, dan zien we als eerste in het jaar 1248 een grote verdedigbare toren ter plaatse van het oostelijke landhoofd van de Maasbrug.[1] Die brug was toen nog van hout en lag zuidelijker dan zijn stenen opvolger. Hertog Jan van Brabant geeft in 1318 opdracht tot de bouw van een stenen stadsmuur en Morreau gaat er van uit dat die muur nog voor het einde van de veertiende eeuw grotendeels moet zijn afgebouwd.[2]
Tussen 1477 en 1485 werd buiten de stadsommuring van Wyck een dubbele aarden wal opgeworpen en voor elk van deze wallen lag een gracht. De binnenste wal werd aanvankelijk versterkt met zes zware torenvormige bolwerken en later omgebouwd tot een gebastioneerde wal met drie bastions. Vanaf omstreeks 1540 kreeg de wal een stenen bekleding die echter pas in 1722 volledig zou worden voltooid.[3]
De ruimte tussen de stadsmuur en de binnenste wal was behoudens in het noorden niet veel breder dan de gracht die oorspronkelijk voor de stadsmuur lag. Aan de nieuwe omwalling van Wyck lag dan ook zeker geen wens tot stadsuitbreiding ten grond zoals dat in Maastricht tussen eerste en tweede stadsmuur wel het geval is geweest. De motieven om hier de vesting aan te passen moeten louter defensief van aard zijn geweest.
De eerste buitenwerken, voor de stadspoorten, zien we in Wyck pas tussen 1615 en 1632 tot stand komen en vanaf dat moment worden dergelijke werken hier ook stelselmatig uitgebouwd.[4] Een bijzonderheid bij Wyck is dat de buitenwerken zich niet alleen uitstrekken rondom de muren en wallen van de bebouwde kern, maar dat deze op de oostelijke Maasoever verder naar het zuiden en naar het noorden toe zijn uitgebreid. Dat heeft ermee te maken dat bij belegeringen duidelijk werd dat de vesting Maastricht ook vanaf de oostelijke Maasoever met vuurgeschut kon worden bedreigd. Maastricht strekte zich immers van zuid naar noord gemeten over een grotere lengte langs de Maas uit dan Wyck. Dit betekende dat de oostelijke Maasoever tegenover Maastricht zowel aan de noord- als aan de zuidzijde min of meer gemakkelijk te bereiken was voor vijandelijke troepen. Deze twee ´gaten´ werden respectievelijk opgevuld met het bastion Randwijck aan de zuidkant en de Werken van De Veye aan de noordzijde.
Stadspoorten van Wyck
Wyck heeft nooit meer dan twee uitgangen tegelijk gehad, als we tenminste waterpoorten langs de Maas en de doorgang op de brug niet meetellen. De meest constant aanwezige poort is de Duitsepoort, Akerpoort, Hoogbruggepoort of Oude Wyckerpoort. Deze poort, gelegen aan het oostelijke uiteinde van de Hoogbrugstraat, maakte zowel deel uit van de stadsmuur van Wyck als van de later bemuurde aarden wal. Dat werd mogelijk omdat er op deze plaats vrijwel geen afstand bestond tussen muur en wal. Vanuit de Duitsepoort kon je de stad aan oostelijke zijde verlaten en via de oostelijke uitvalsweg ook afbuigen naar het zuiden in de richting van Heugem en Gronsveld.[5]
Pogingen van één of meerdere historici om aan de zuidzijde van Wyck het bestaan van een Heugemerpoort te bewijzen, zijn niet verder gekomen dan veronderstellingen in de wandelgangen. Historisch bewijs voor het bestaan van zo´n poort is er niet.
Aan de noordkant was de situatie complexer en kwamen stadsmuur en wal wel op enige afstand van elkaar te liggen. Dit bracht met zich mee dat ook de uitgang vanuit de stad in deze omgeving moest meebewegen met de ontwikkeling van de vesting. Hierdoor ontstonden er meerdere poorten die vanwege hun ligging in de nabijheid van de Sint-Maartenskerk alle de naam Sint-Maartenspoort kregen.
Sint-Maartenspoort nummer 1
Deze poort bevond zich in de stadsmuur van Wyck in het verlengde van de Wycker Grachtstraat. De poort is afgebeeld op de stadsplattegrond uit de atlas van Braun en Hogenberg uit het jaar 1574 , maar was toen niet meer in gebruik als stadspoort. Matthaeus Herbenus vertelt ons over de situatie in 1485.[6] Hij kon op een steenworp afstand van de in dat jaar bestaande Sint-Maartenspoort een dichtgemetselde poort waarnemen. De Sint-Maartenspoort die in de tijd van Herbenus in gebruik was, was volgens hem nog niet gebouwd toen deze dichtgemetselde poort in functie was. Het is niet bekend waarom de poort buiten gebruik werd gesteld.
Volgens Morreau wordt deze poort in een schepenbrief uit 1385 vermeld en wordt zij daarin ook Sint-Maartenspoort genoemd. Morreau identificeert haar ook als de poort die Herbenus ´Het Verloren Werk´ noemt. In de raadsnotulen van 1585 wordt gesproken over de middelste Sint-Maartenspoort en dat lijkt logisch als we weer naar de plattegrond van Braun en Hogenberg kijken.
De overblijfselen van de poort werden in 1870 gesloopt.
Sint-Maartenspoort nummer 2
De raadsnotulen maken in 1419 melding van ´de nieuwe Sint-Maartenspoort bij de Sint-Maartenskerk. Deze poort was in gebruik in de tijd van Herbenus, dus omstreeks 1485, bestond volgens diens beschrijving uit slechts één toren en was voorzien van twee vleugeldeuren met zowel een grendel als sluitbomen. Voor de poort lag een stenen brug met borstweringen in Naamse steen die volgens Herbenus doorliepen tot aan de Bolwerkpoort.
Morreau meent dat dit verwijst naar een voorpoort waarvan hij vermoedt dat deze in de loop van de zestiende eeuw werd gesloopt.[7] Het lijkt meer voor de hand te liggen dat Herbenus hier daadwerkelijk de Bolwerkpoort op de noordoosthoek van de omwalling bedoelt.
Verder lijkt het er ook op dat Herbenus deze poort ´Het Verloren Werk´noemt. Hij schrijft namelijk dat de poort lang gesloten en onvoltooid bleef en daarom in de volksmond de poort van ´Het Verloren Werk´ werd genoemd. Deze poort is op de plattegrond van Braun & Hogenberg gelegen aan het noordelijke uiteinde van de Rechtstraat.
Met de komst van de omwalling van Wyck, verloren grote delen van de stadsmuur niet lang daarna hun functie. Omstreeks 1552 geeft het stadsbestuur opdracht de muur vanaf de noordelijke Maaspunt tot aan de Duitsepoort te slopen en het materiaal te gebruiken om de hoofdwal te versterken. Het overbodig geworden poortgebouw bleef behouden en kreeg een andere bestemming.
Sint-Maartenspoort nummer 3, de Bolwerkpoort of Sint-Maartensbuitenpoort
In het verloop van de binnenste aarden wal, kwam op de noordoosthoek één van de zes zware torenvormige bolwerken tot stand in de periode 1477 – 1485. In deze toren werd een poortdoorgang uitgespaard die de naam Bolwerkpoort en later Sint-Maartensbuitenpoort kreeg. In de eerste helft van de zestiende eeuw werden er verbeteringswerkzaamheden aan deze poort uitgevoerd.
Het bouwwerk was overwegend in mergelsteen opgebouwd, de poortdoorgang verliep gekromd en was ruim 26 meter lang, 3.30 meter breed en 4.55 meter hoog. Aan beide zijden was de toegangsboog voorzien van een gedenksteen met inscriptie. De steen die zich aan de stadszijde bevond, bleef behouden in de collectie van het Bonnefantenmuseum.[8] Het bolwerk had twee kanonkazematten die via een trap naar beneden toegankelijk waren. De twee kazematten waren met elkaar verbonden door middel van een gemetselde gang en een gewelfde tussenruimte. Door middel van de kanonschietgaten kon de aangrenzende stadsmuur naar twee kanten worden bestreken. Over de gracht buiten de poort lag een stenen boogbrug.
Met de aanleg van het Sint-Maartensbastion omstreeks 1633 verviel de poort als doorgang, het gebouw werd opgenomen in het aarden binnenwerk van het bastion en deed onder andere dienst als kruitmagazijn. In de negentiende eeuw stond het bekend als ´de Koestal´. De sloop van het oude poortgebouw vond plaats in 1869.[9] [10] Er werden destijds onder andere door Jan Brabant nauwkeurige tekeningen gemaakt van hetgeen er bij de afbraak werd aangetroffen.
Bij de werkzaamheden in 2022 bleek dat de ovaalvormige contouren van het muurwerk nog grotendeels onder het maaiveld aanwezig waren.
Morreau schrijft dat één overspanning van de brug vóór de poort behouden bleef in het pand Wilhelminasingel nummer 30. In 2022 werd ik door de bewoners van dit pand in de gelegenheid gesteld de gewelfde kelder onder het huis te bezoeken. Gezien de positie van de kelder ten opzichten van de aangetroffen restanten van het poortgebouw is duidelijk geworden dat het hier niet de brug vóór de poort betreft, maar een restant van de gewelven die zich onder de poort bevonden. Naar mijn mening bleef hier waarschijnlijk de gewelfde tussenruimte van de kanonkazematten of de linker kanonkazemat behouden. Op de in het gemeentearchief aanwezige bouwtekeningen is dit gewelf niet ingetekend. Het verdient daarom aanbeveling deze ruimte een keer nauwkeurig op te meten en in relatie te brengen tot de door de archeologen ingemeten restanten van de poort.
Sint-Maartenspoort nummer 4
Doordat de Sint-Maartensbuitenpoort of Bolwerkpoort omstreeks 1633 kwam te vervallen en niet meer als doorgang kon worden gebruikt, werd het noodzakelijk een nieuwe poort in gebruik te nemen. De aarden omwalling was inmiddels al grotendeels van een stenen bekleding voorzien en de nieuwe poort werd door de wal en de walmuur aangelegd. Dat moet omstreeks 1633 zijn geweest, maar over deze poortdoorgang is eigenlijk nauwelijks iets bekend. Slechts op een tekening van Jan Brabant zien we de omtrek van de dichtgemetselde doorgang. De poort heeft waarschijnlijk dienst gedaan tot aan de totstandkoming van de Nieuwe Sint-Maartenspoort in 1783.[11] De poort werd in 1870 gesloopt.
Sint-Maartenspoort nummer 5, De Nieuwe Sint-Maartenspoort
De Nieuwe Sint-Maartenspoort werd in 1783 geopend en lag ongeveer aan het noordelijke uiteinde van de Rechtstraat. Ten opzichte van poort nummer 4 lag zij ongeveer 25 meter westelijk en zij was eveneens uitgespaard in de wal en de walmuur. Het is niet bekend waarom de poort in 1783 werd verplaatst. Opvallend is wel dat in de bestekken van Maastricht in 1783 sprake is van ´de nieuwe door ´t land te maken St Martenspoort´.[12] Het onderhoud van stadsmuren en stadspoorten berustte immers bij de stad. De landelijke overheid moet destijds dus een belang hebben gehad bij het verplaatsen van de poort. De doorgang was ongeveer 21 meter lang, ruim drie meter breed en ruim vier meter hoog. De poort was voorzien van een sluitsteen met het opschrift ´Nieuwe Sint Martenspoort 1783´. De sluitsteen bleef behouden in de collectie van het Bonnefantenmuseum. [13] De poort werd in 1868 gesloopt.[14]
Bij werkzaamheden in de straat met de naam Sint-Maartenspoort werden in 2022 funderingsresten van de poort aangetroffen en archeologisch gedocumenteerd. Ook werd hier een schampsteen aangetroffen die waarschijnlijk deel uit heeft gemaakt van de poortdoorgang. De aangetroffen schampsteen werd bij de sloop van de poort al eens getekend door Jan Brabant. De gemeente Maastricht heeft het initiatief genomen op deze plaats aandacht te besteden aan het verhaal van deze Sint-Maartenspoort.
Jos Notermans
16 oktober 2023
[1] L.J. Morreau, Bolwerk der Nederlanden (Bolwerk), Assen (1979), 109.
[2] Bolwerk, 110.
[3] Bolwerk, 124.
[4] Bolwerk, 275
[5] Over de Duitsepoort: Jo Luyten en Rob van der Heijden, De Duitse Poort van bouw tot sloop, in: Om de Vesting, 1e jaargang nummer 4 (1986), 37-41.
[6] Mathaeus Herbenus, Over hersteld Maastricht, vertaald door M.G.M.A. van Heyst, Roermond (1985), 13 en 23-27.
[7] Bolwerk, 120.
[9] Bolwerk, 124 en 137-138.
[10] Sloopbestek nummer 15, aanbesteed 28 augustus 1868, https://vestingmaastricht.nl/de-sloopbestekken-van-de-vesting-maastricht-1867-1878/
[11] Bolwerk, 137.
[12] HCL, Indivieze Raad Maastricht, inventarisnummer 274, f. 290.
[14] Sloopbestek nummer 3, aanbesteed 4 april 1868, https://vestingmaastricht.nl/de-sloopbestekken-van-de-vesting-maastricht-1867-1878/