Mijngangen en mijnovens in De Vijf Koppen

Geplaatst op 4 juni 2025 in De Nieuwstad en Stadsmuren

Een bijzondere ontdekking in maart 2024

Bij de demontagewerkzaamheden van de hardstenen buitenschil van bolwerk De Vijf Koppen is op 14 maart 2024 aan de oostzijde een met puin gevulde holte aangetroffen die op 14 en 15 maart is ontruimd. Het bleek om een gangetje te gaan dat ongeveer anderhalve meter naar binnen loopt en zich dan naar links en naar rechts vertakt. Aan het einde van beide zijgangetjes is de bodem ongeveer 20 cm uitgediept en is er sprake van een verbreding van 15 cm zowel naar links als naar rechts. Aan de bovenkant loopt het plafond door zonder te verspringen. De gangetjes zijn uitgehakt in de massieve gemetselde mergelwand van het binnenwerk van De Vijf Koppen en waren aan de buitenkant volledig aan het zicht onttrokken door de hardstenen buitenschil.

De in maart 2024 ontdekte toegang tot het mijnensysteem in De Vijf Koppen. Foto: Joep Orbons

Alle gangetjes zijn ongeveer 100 cm hoog. De beide zijgangetjes zijn 60 cm breed en het gangetje dat van buiten naar binnen loopt is 80 cm breed.[1] Al snel kon de conclusie worden getrokken dat het een klein systeem van mijngangen betrof met aan de uiteinden twee mijnovens.

Een plattegrond van het rondeel waarop aan de rechterzijde de plattegrond van het kleine stelsel van mijngangen is te zien. Tekening HVN architecten

Dergelijke mijnovens worden beschreven in het handboek Traité des mines van de bekende Franse vestingbouwkundige en strateeg Sébastien Le Prestre de Vauban (1633 – 1707). Dit handboek werd in 1794 uitgegeven als deel III in een serie boeken met de titel Oeuvres Militaires du Maréchal Vauban.[2] Vauban beschrijft in dit werk onder andere hoe in steen gebouwde torens met behulp van mijnovens konden worden vernield. Zijn verhaal wordt ondersteund door een aantal illustratieve plattegrondjes waarin sommige mijngangen en mijnovens een verbluffende gelijkenis vertonen met hetgeen in De Vijf Koppen is aangetroffen.[3]

Een tekening uit het boek Traité des mines van Vauban waarin met name aan de linkerkant de nummers 2, 3, 4, 5 en 6 mijnenstelsels in ronde torens laten zien die een opvallende gelijkenis vertonen met het in De Vijf Koppen aangetroffen systeem.

Mijngangen en mijnovens in Maastricht

In Maastricht kennen we vooral het uitgestrekte netwerk van onderaardse tegenmijngalerijen die in de kleigrond van de Hoge Fronten waren uitgegraven en bij een belegering door de verdedigers konden worden ingezet tegen onderaardse vijandelijke aanvallen. Veelal werden uitgegraven galerijen met houtwerk gestut en pas vanaf 1690 kwamen de eerste mijngangen in metselwerk tot stand. Het bestaande, toegankelijke gangenstelsel wordt in de volksmond ´de kazematten´ genoemd, strekt zich uit tussen de bastions Waldeck en Holsteijn en heeft een totale lengte van ongeveer twaalf kilometer.

Het muurwerk van een behoorlijk aantal verdedigingswerken werd daarnaast voorbereid op vernieling door middel van mijngangen en mijnovens. Dit gebeurde om zo nodig in het heetst van de strijd een vestingwerk te kunnen opblazen als het nadelig voor de verdediging dreigde te worden.

Al deze systemen waren bedoeld voor gebruik tijdens een belegering en daarom vrijwel zonder uitzondering vanuit de betreffende vestingwerken zelf te bereiken. De toegang vinden we dan ook altijd aan de stadskant van het vestingwerk, die bij een belegering een zekere veiligheid bood aan de ingang.

Een kijkje in een van de gemetselde mijngangen van de vesting Maastricht. Foto: L.J.Morreau.

Sloop van vestingwerken met behulp van mijnovens

Mijngangen en mijnovens konden echter ook buiten het kader van een belegering worden ingezet bij een geplande sloop van verdedigingswerken die niet meer nodig waren of schadelijk werden geacht. Denk bijvoorbeeld aan het kasteel Valkenburg dat op 10 december 1672 door het Staatse garnizoen van Maastricht werd opgeblazen en daarmee ongeschikt gemaakt als uitvalsbasis voor Franse troepen. Over de manier waarop die vernieling werd uitgevoerd, zijn geen gegevens beschikbaar.

Vauban beschrijft in zijn boek een aantal van die vernielingen als voorbeelden. Zo werd in de nabijheid van Maastricht in 1674 het kasteel Navagne door het inmiddels Franse garnizoen van Maastricht opgeblazen. Het was op deze locatie niet mogelijk mijnovens in de funderingen van het  gebouw aan te leggen omdat er een natte gracht rondom was. De bovengrondse muren waren niet dik genoeg om er mijnovens in aan te leggen. In plaats daarvan werden er in de zijwanden van de aanwezige schietgaten holtes gemaakt voor het plaatsen van buskruitladingen. Ongeveer honderdtwintig van die holtes elk geladen met twintig pond kruit werden langs drie kanten ontstoken. Het gaf volgens Vauban ‘un très bon effet’. Voor de aarden wallen rondom het kasteel, werd geen kruit gebruikt omdat ze niet met steen waren bekleed.[4]

Plattegrond van het kasteel van Navagne in het boek Traité des mines van Vauban. De letters a geven aan hoe de kruitladingen in de zijwanden van de schietgaten werden geplaatst.

Bij het vernielen van twee torens van het kasteel Franchimont bij Theux in 1676 maakten de Fransen wel gebruik van mijnovens. De torens hadden muurwerk met een dikte van 25 voet hetgeen volgens Vauban betekende dat men voor de vernieling niet kon volstaan met één centrale met kruit geladen put. In plaats daarvan werden er in beide torens twee mijnsystemen uitgehouwen die elk van twee mijnovens werden voorzien. In de verbindingsmuur tussen de torens, de courtine, kwamen nog eens drie van die systemen tot stand. De mijnovens in de torens werden elk geladen met vierhonderd pond buskruit en die in de courtine met telkens vijfhonderd pond. De vernielingen die dit heeft aangericht zijn tot op de dag van vandaag ter plekke te bekijken.

Een andere interessante casus om in dit verband onder de aandacht te brengen is het kasteel van Heidelberg dat in 1693 ook door Franse troepen gedeeltelijk werd vernield. Opvallend is dat hier als het ware halve torens zijn verdwenen bij de explosies. Ongetwijfeld herkennen we daar ook de hand in van Vauban die in zijn boek een paragraaf heeft opgenomen met de titel: ‘Maniere de faire sauter une tour par moitié’.[5]

Het effect van een mijnontploffing op een van de torens van het kasteel van Heidelberg.

Betekenis en nut van de mijngangen in Vijf Koppen

Zoals we zagen, zijn de mijngangen en -ovens in de Vijf Koppen in het muurwerk uitgehouwen. De toegang tot het systeem bevindt zich aan de buitenkant van het bolwerk. Daarmee kunnen we meteen al uitsluiten dat deze mijnovens bij een belegering een rol zouden kunnen spelen. Een toegang aan vijandelijke zijde is immers niet erg handig als je een vestingwerk midden in het krijgsgeweld zou willen opblazen. Het is ook duidelijk dat gangetjes en mijnovens later in het al bestaande mergelwerk van het rondeel zijn uitgehakt en dus geen onderdeel hebben uitgemaakt van de oorspronkelijke constructie.

De structuren die zijn aangetroffen, vertonen zoals eerder gezegd een verbluffende gelijkenis met gangen en mijnovens die in het handboek van Vauban zijn beschreven. We mogen daarmee tot de conclusie komen dat het een systeem is zoals door Vauban geadviseerd om muurwerk van een vestingtoren  te vernielen.

Er is echter in de geschiedenis van de vesting Maastricht geen enkele concrete aanwijzing te vinden voor een plan om het bolwerk Vijf Koppen te vernielen. Dat betekent dus dat ik me voor een verklaring van de functie en betekenis van deze structuren per definitie op glad ijs moet begeven. Toch wil ik een poging doen enkele mogelijke scenario’s als hypothese aan te dragen:

  • Bij de aanleg van het kanaal van Luik naar Maastricht in het midden van de negentiende eeuw is het kanaal om het bolwerk heen gelegd waardoor er een wat merkwaardige bocht in de vaarweg ontstond. Mogelijk zijn er plannen geweest de aan het kanaal grenzende zijde van het bolwerk op te blazen om zo een meer recht verlopende vaarweg te krijgen. De voorbereidingen voor de vernieling waren al in gang gezet, maar dit is om een of andere reden niet door gegaan. Vóór deze hypothese pleit het feit dat er slechts aan de oostelijke kant, de kanaalzijde mijnovens zijn voorbereid. Vóór deze hypothese pleit ook dat de gangetjes door archeologen en door de bouwhistoricus met name vanwege enkele inscripties in de negentiende eeuw worden gedateerd.

  • Maastricht heeft met name in de achttiende eeuw een korps mineurs gehad dat regelmatig praktijkoefeningen uitvoerde. In de tweede helft van die eeuw werd in Maastricht ook het ‘Militair Colegie’ van kapitein A.L. Smeets gegeven, een vorm van onderwijs voor de officieren van het Regiment Mineurs en Sappeurs in de vesting. Nog in 1828 blijkt er in Maastricht een landelijke Korpsschool van het Regiment Mineurs en Sappeurs te zijn gevestigd. Majoor De Bellefroid gaf in 1836 les aan de manschappen aan de hand van bij het korps zelf vervaardigde modellen van mijnen en sappenwerken. De opleiding werd in 1841 naar Arnhem verplaatst.[6]

Er zijn ook niet te missen aanwijzingen voor onderwijs in de praktijk die bestaan uit tekeningen, plattegronden en doorsneden van door het korps aangelegde en tot ontploffing gebrachte mijnwerken in en rond Maastricht. Een tweede veronderstelling of hypothese zou daarom kunnen zijn dat in het kader van dit onderwijs en met het boek van Vauban in de hand twee mijnovens in het bolwerk zijn uitgehakt, daarna weer opgevuld en aan de buitenkant afgedekt met het in de buitenschil gebruikte materiaal. De eerder genoemde datering van het systeem aan de hand van inscripties past in principe ook bij deze hypothese.

Plattegrond met een aantal doorsnedes van een praktijkoefening in september 1755 uitgevoerd door de compagnie mineurs van kolonel Baron de Breda in het voorterrein van de lunet Dauphin. Nationaal Archief HaNA_4.VTHR_87.

Conclusie

In de oostelijke muur van bolwerk Vijf Koppen zijn waarschijnlijk in de negentiende eeuw twee met elkaar verbonden mijnovens uitgehakt volgens het voorschrift dat Vauban in zijn handboek Traité des mines heeft gegeven voor de vernieling van vestingtorens. De mijnovens zijn waarschijnlijk nooit geladen geweest en na enige tijd zijn ze samen met de erbij behorende gangetjes weer gevuld met los materiaal en daarna is de buitenschil van het bolwerk hersteld op een zodanige wijze dat de plek van de ingang niet meer te herkennen was.

Er zijn geen historische bronnen voorhanden die een verklaring geven voor de aanwezigheid van dit systeem. Gezien de datering in de negentiende eeuw lijkt een verband met de aanleg van het kanaal van Luik naar Maastricht mogelijk, maar het kan ook een oefenproject zijn geweest in het kader van de opleiding van het Regiment Mineurs en Sappeurs die tot 1841 in Maastricht was gevestigd.

[1] Joep Orbons, Dagrapporten ArcheoPro Vief Kop Maastricht 14 en 15 maart 2024.

[2] Sébastien Le Prestre VAuban, Oeuvres militaires. Traité des mines (Éd. 1794) https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k96101761, (Vauban, traité)

[3] Vauban, traité, planche 6.

[4] Vauban, traité, 73.

[5] Vauban, traité, 69.

[6] Jos Notermans, Daniel Wolff van Dopff (1650-1718) en de militaire ingenieurskunde in vestingstad Maastricht, In: Van Royen (red), e.a. Maastricht Kennisstad, Maastricht 2011, 82-84.

Jos Notermans


Meld u nu aan voor onze nieuwsbrief

Aanmelden