1914 Het Rode Kruishospitaal[1] [2]
Nadat Nederland op 31 juli 1914 was overgegaan tot algehele mobilisatie, besloot het Rode Kruis in Maastricht de Augustijnenkerk uit voorzorg tot noodhospitaal in te richten. Drie lokale artsen kregen de opdracht alles in gereedheid te brengen en op 2 augustus ‘s middags kon de inrichting met zestig bedden onder andere met een toespraak van de garnizoenscommandant plechtig in gebruik worden genomen.
Om zich voor te bereiden op het ergste, werd in de stad alvast zoveel mogelijk verbandmateriaal ingekocht. De steenkolenmijnen in Heerlen stelden materiaal voor een operatiekamer beschikbaar. Op 4 augustus waren drie zieke soldaten van het garnizoen Maastricht de eerste patiënten. Diezelfde dag vielen de Duitsers België binnen en ontbrandde een felle strijd om de forten van de vesting Luik. Een dag later vroeg een Duitse militaire arts in de omgeving van Eijsden om bijstand; in een school in het dorp Berneau bleken vijftig zwaargewonden op stro te liggen zonder enige hulp. De transportkolonne van het Maastrichtse Rode Kruis rukte uit met door particulieren beschikbaar gestelde auto’s. De gewonden in Berneau kregen de keuze ofwel mee gaan naar Maastricht voor verzorging ofwel afwachten of vervoer naar Aken beschikbaar zou komen. Die dag werden vijftien gewonden in het hospitaal opgenomen en op 6 augustus telde men 56 nieuwe patiënten. Het Rode Kruis in Den Haag vaardigde toen echter een verbod uit nog langer de Belgische grens over te gaan. Gewonden werden daarna enkele dagen aan de grens overgedragen en zelfs tot in Maastricht aangevoerd door de strijdende partijen. De gemeentepolitie van Maastricht meldde bijvoorbeeld dat in de nacht van 7 op 8 augustus drie ‘Cameinwagens’ met in totaal vijftien gewonde Duitse militairen zich aan de Hoofdwacht hadden gemeld.[3] Op 10 augustus werd het verbod opgeheven en mocht men gewonden tot op een uur gaans over de grens ophalen.
Het was al snel duidelijk dat de capaciteit van de noodhospitalen moest worden opgevoerd. Zo bleek Calvariënberg naast gewone patiënten tweehonderd gewonden te kunnen opnemen en de oogkliniek in het Villapark 25. Op 4 augustus waren in Houthem twaalf bedden beschikbaar, in Villa Maya aan de Hubertuslaan in Maastricht 28 en op twee lokaties in Eijsden nog eens 35 in totaal. Ook het huis van de heer L.W.H. Regout, Bredestraat 17, was beschikbaar gesteld en kon op 6 augustus 35 patiënten herbergen.
Calvariënberg werd bestemd voor de verzorging van de zwaarste gewonden en voor patiënten die moesten worden geopereerd. Minder ernstige slachtoffers gingen naar het Augustijnencomplex en de lichtgewonden naar Villa Maya, naar Houthem en naar Eijsden. Huize Regout werd aanvankelijk gebruikt als herstellingsoord. Het Augustijnenhospitaal werd op 24 september 1914 gesloten vanwege te hoge stookkosten en overgebracht naar de Bredestraat waar inmiddels ruimte voor 92 patiënten was en waar ook de operatiekamer naar toe was overgebracht.
De Rode Kruishospitalen kregen in totaal 180 patiënten te verzorgen, 133 Duitse, 19 Belgische en drie Nederlandse militairen en 25 Belgische burgers. Naar Calvariënberg werden 62 patiënten verwezen en er zouden er uiteindelijk zeventien overlijden, namelijk veertien Duitsers, één Belgische militair en twee Belgische burgers. De laatste gewonde Duitser verliet pas op 13 januari 1916 Calvariënberg.
[1] RHCL/GAM archief Rode Kruis inventarisnummers 7, 13, 19.
[2] D. Brocx, Verslag over de werkzaamheden van “Het Roode Kruis” te Maastricht in het tijdvak 31 juli 1914 – 1 augustus 1915.
[3] GAM, Archief Gemeentepolitie inventarisnummer 496, nachtrapport van 7/8 augustus 1914.