Het ´gat van Wyck´
Zoals bekend was niet alleen Maastricht, maar ook Wyck voorzien van verdedigingswerken. Omdat de bebouwing van Maastricht zich in noord-zuid-richting langs de Maasoever over een grotere lengte uitstrekte dan de bebouwing van Wyck, ontstonden er in de verdediging problemen toen er op uitgebreide schaal gebruik werd gemaakt van kanonnen die projectielen over grotere afstand konden afvuren. Dergelijk geschut, opgesteld op de oostelijke Maasoever, zou dan immers het noordelijke deel van Maastricht ongehinderd onder vuur kunnen nemen.
Om dit te verhinderen bouwden de verdedigers van de vesting in 1705 en 1729 ten noorden van Wyck al de bastions Zoutelande en Hertell. In de jaren 1778-1781 werden de vestingwerken hier naar de plannen van de bekende vestingbouwer Du Moulin[1] gemoderniseerd. Omdat François Samuel de Veye de directie voerde over de werkzaamheden, kreeg een van de nieuwe werken zijn naam en bleef het gehele complex tot op de dag van vandaag bekend onder de naam de Werken van de Veye[2].
De bastions Zoutelande en Hertell bleven bij de modernisatie bestaan, toegevoegd werden het bastion De Veye en een lunet die alleen werd aangeduid met de letter C. Alle werken waren voorzien van gemetselde buitenmuren en het geheel werd omgeven door een systeem van grachten en aarden wallen. De grachten stonden meestal droog, maar konden bij een hogere waterstand in de Maas ook onder water worden gezet. De Werken van de Veye kregen ook een stelsel van mijngalerijen of kazematten met een totale lengte van bijna zevenhonderd meter. De gangen doen sterk denken aan de gangen die we onder het Blauw Dorp en in de Linie van Du Moulin aan de Statensingel hebben, maar dat hoeft eigenlijk nauwelijks verbazing te wekken, want ook deze gangen werden door Du Moulin ontworpen. De vestingwerken van De Veye bevonden zich grofweg tussen het tegenwoordige Schildersplein, de Maas, de Viaductweg en het spoorwegemplacement.[3]
In 1964 trof vestingdeskundige Louis Morreau bij grondwerkzaamheden in deze omgeving al eens fragmenten van mijngalerijen aan. Helaas kon hij die destijds niet inmeten, er bestaan voor zover bekend slechts enkele foto’s, een tekening van J.F. Geusebroeck en een beschrijving waarin de overeenkomsten met de gangen in de Hoge Fronten wordt bevestigd.[4]
Nog niet zo lang geleden werd bij werkzaamheden aan de spoorlijn nabij de spoorbrug ook al metselwerk aangetroffen dat in verband met de oude vestingwerken kon worden gebracht. Bij een proefopgraving op de plaats waar in 2011 nog de nieuwbouw van het Hiltonhotel was gepland, werd opnieuw een galerijfragment met een lengte van ongeveer tien meter aangetroffen. De gang was grotendeels opgevuld met grond en puin en kon verderop in het terrein niet meer worden teruggevonden. Het lijkt echter opnieuw te bewijzen dat de sloop van onze vestingwerken na de opheffing van de vesting in 1867 helemaal niet zo rigoureus is uitgevoerd als we denken. Vaak werd het terrein geëgaliseerd door de bovenkant van de werken af te graven, het bovenste deel van de muren te slopen en daarmee de grachten te vullen. Mogelijk werden de muren en gangen wel verder gesloopt op die plaatsen waar funderingen voor de fabrieksgebouwen van de Zinkwit moesten komen.
Ondanks de toezegging van de gemeente Maastricht in 2011 dat zou worden bekeken hoe het galerijfragment zou kunnen worden ingepast, werd bij de nieuwbouw ten behoeve van het AZC in 2019-2020 geen enkele aandacht geschonken aan de in de bodem aanwezige restanten van vestingwerken.
De gemeentelijke vestingvisie 2010-2025 beschrijft op pagina 12 ´dat waardevolle archeologische resten van vestingwerken uit de 17e tot begin 19e eeuw behouden dienen te blijven, tenzij behoud om zwaarwegende redenen niet mogelijk blijkt´. In dat laatste geval ´dient er een verplichting te komen om een nauwkeurige inmeting en een bouwhistorische documentatie op te stellen´.[5]
Jos Notermans
[1] Carel Diederik Du Moulin (1728-1793) werd in 1774 benoemd tot directeur-generaal van het korps directeurs en ingenieurs der fortificatiën, hij werd toen tevens kolonel-commandant van het garnizoen Maastricht. We kennen hem in Maastricht vooral als vestingbouwer en ontwerper van de naar hem genoemde linie.
[2] François Samuel de Veye (1726-1797) werd na de benoeming van Du Moulin tot directeur generaal in 1774 directeur van fortificaties te Maastricht.
[3] L.J. Morreau, Bolwerk der Nederlanden (Assen 1979), 277-280.
[4] L.J. Morreau, Overblijfselen van 18e eeuwse vestinggangen te Wijk-Maastricht, De Maasgouw 1967, 125-127.
[5] Gemeente Maastricht, Vestingvisie 2010-2025, 12.