Inleiding
Bij de gemeente Maastricht lopen op dit moment besprekingen over de manier van aanpakken van de twee zwaar vervallen lunetten Zeeland en Holland in de Linie van Du Moulin. Aan die besprekingen nemen ook vertegenwoordigers van Stichting Maastricht Vestingstad en Stichting Menno van Coehoorn deel. Uiteraard wordt in die besprekingen ook aandacht gegeven aan de bijzondere natuur waar het gebied zich ook door kenmerkt.
De lunet Gelderland, de derde lunet in deze omgeving, werd in de jaren 1991 – 1993 volledig gerestaureerd. De onderhoudstoestand van dit vestingwerk is op dit moment nog zodanig dat er nu verder geen aandacht aan hoeft te worden besteed.
Op de inhoud van die besprekingen ga ik hier niet in, wel wil ik proberen wat meer informatie te geven over deze drie lunetten vanuit een historische en vestingbouwkundige insteek. Ik probeer in dit artikel ook de vraag te beantwoorden die vanuit de besprekingen bij de gemeente naar voren kwam, namelijk om een correct overzicht te geven van de benaming van de diverse onderdelen van de lunetten.[1]
Wat is een lunet?
Een lunet of lunette is volgens de Terminologie Verdedigingswerken[2] een klein verdedigingswerk met twee facen*, veelal korte flanken* en doorgaans in de keel* open, soms ravelijn of halve maan genoemd, ook wel brilschans. Dat hier wordt aangegeven dat een lunet ook wel ravelijn of halvemaan wordt genoemd, is verwarrend. Die verwarring ontstaat omdat vestingbouwers en schrijvers over vestingwerken in het verleden regelmatig terminologie door elkaar zijn gaan gebruiken. Ik zal proberen hier in deze tekst wat meer lijn in te brengen.
De lunet en het ravelijn zijn beide vestingwerken die werden aangelegd in de inspringende hoek van een vestingfront. In de Linie van Du Moulin ligt de lunet Gelderland in de inspringende hoek tussen de werken Holsteijn en Erfprins, de lunet Holland tussen Erfprins en Du Moulin en de lunet Zeeland tussen Du Moulin en Prins Frederik. Deze drie lunetten liggen ten opzichte van de droge gracht een niveau hoger, namelijk op het niveau van de bedekte weg*. Dit laatste is een van de belangrijke verschillen tussen lunet en ravelijn. Een ravelijn heeft dezelfde functie en positie als de lunet, maar bevindt zich op het niveau van de (droge) gracht. Het ravelijn is in het algemeen ook groter.
De halvemaan is ook op het niveau van de gracht gelegen, maar bevindt zich niet in de inspringende hoek, maar vóór de uitspringende hoek van het vestingfront. Tot slot is er in de Franse taal nog een probleempje dat bijdraagt aan de spraakverwarring. De Fransen noemen ´ons´ ravelijn namelijk demilune.
De geschiedenis van de lunetten
De vesting Maastricht werd in de periode 1753 – 1777 ingrijpend gemoderniseerd. Aan die moderniseringswerkzaamheden kunnen drie namen van militaire ingenieurs worden gekoppeld, namelijk P. de la Rive, C.D. du Moulin en F.S. de Veye.[3] De ontwerper van de drie genoemde lunetten is C.D. du Moulin. Carel Diederik du Moulin (1727-1793) was van 1773-1777 directeur van het korps ingenieurs in de vesting Maastricht en het departement Oppermaze en woonde in deze periode in de stad.[4] Du Moulin had al in 1772 een project ingediend tot modernisering van de vesting. Van zijn omvangrijke project, waarin ook al de bouw van een fort op de Caberg was opgenomen, zouden uiteindelijk slechts zijn voorstellen voor verbeteringen in de hoge fronten worden uitgevoerd.
Hij liet hier de ver naar voren geschoven werken Condé en Orléans met de daartussen gelegen aarden lunet slopen en construeerde aan de rechterzijde van de hoge fronten zijn Linie van Du Moulin. Hij handhaafde hier wel een aantal bestaande vestingwerken namelijk de bastions Holsteyn, Saxen, Maria en Oranje. De laatste drie behielden een plek achter zijn linie en het werk Holsteyn werd in aangepaste vorm opgenomen in de linie zelf. Deze ging bestaan uit de aaneengeschakelde werken Louise, Prins Frederik, Stadhouder, Erfprins en Holsteyn. Deze vestingwerken werden aan de veldzijde voorzien van een droge gracht. Voor het werk stadhouder kwam in die gracht nog de couvreface Du Moulin tot stand. Bovenop de veldzijde of contrescarp van de gracht kwam een bedekte weg te liggen, die werd versterkt met de lunetten Utrecht, Zeeland, Holland en Gelderland. De bedekte weg was aan de buitenkant voorzien van een aarden borstwering en vanaf de bovenkant van die borstwering liep het terrein naar het veld toe af in een helling die we glacis* noemen.
Na de opheffing van de vesting in 1867 bleef niet de gehele linie bewaard, de werken Louise en Utrecht verdwenen geheel onder het nieuwe maaiveld en het werk Prins Frederik grotendeels.
Het gebied van de Linie van Du Moulin was na opheffing van de vesting tientallen jaren militair oefenterrein en bleef daarna verwaarloosd achter. In de jaren 1946-1952 werden de aarden profielen van de werken hersteld en waar nodig uitgediept. Vanaf 1977 zijn herstelwerkzaamheden uitgevoerd en in dat kader is de lunet Gelderland gerestaureerd als vestingbouwkundig voorbeeld van een lunet.
De lunetten hadden elk in hun rechter face een gestileerde naamsteen respectievelijk Zeeland 1773, Holland 1773 en Gelderland 1773. De naamstenen Zeeland en Gelderland zijn nog aanwezig op hun oorspronkelijke plaats. Van de verdwenen naamsteen Holland werd in 1992 alleen het jaartal teruggevonden bij opruimwerkzaamheden en daarna terug geplaatst in het muurwerk. Het zou de moeite waard kunnen zijn ter plekke nog eens wat uitgebreider op zoek te gaan naar de rest van de naamsteen.
De functie van de lunetten
In de Linie van Du Moulin zijn de vestingwerken zodanig gepositioneerd dat ze elkaar onderling kunnen ondersteunen en flankeren*. De hoofdwal en hoofdverdedigingslinie worden gevormd door de aaneengeschakelde werken aan de stadszijde van de droge gracht. De aarden borstwering aan de buitenkant van de bedekte weg vormde een buitenste verdedigingslinie en was voorzien van palissaden. Van hieruit kon een vijand die zich op het glacis begaf, worden bestreken met geweervuur. De lunetten vormden in de bedekte weg in feite een extra versterking waarachter de verdedigers van de buitenste borstwering zich zo nodig konden terugtrekken. Ook kon vanuit de lunetten een tegenaanval worden voorbereid en gelanceerd in de richting van bedekte weg en glacis. De lunetten hebben aan weerszijden een teruggetrokken flank waardoor een opening ontstaat tussen face en flank. Die opening was voorzien van een afsluitbaar houten hekwerk (barrière), dat bij de lunet Gelderland is gereconstrueerd. Vanaf de teruggetrokken flank kunnen delen van de bedekte weg worden bestreken met geweervuur. De lunetten zijn elk voorzien van een barbette* voor het opstellen van licht geschut. Dit geschut kon via een oprit (opril*) naar boven worden getrokken en op het glacis worden gericht. Van achter de beide facen kon ook geweervuur worden gericht op het glacis. De lunet op haar beurt kon weer vanaf de hoofdwal worden bestreken of geflankeerd.
Andere lunetten in de hoge fronten
We zagen hierboven al dat de lunet Utrecht eigenlijk ook onderdeel uitmaakte van de Linie van Du Moulin, maar dat deze lunet na de opheffing van de vesting onder het maaiveld verdween. Deze lunet was vrijwel identiek aan Zeeland, Holland en Gelderland. In het gebied van de hoge fronten zijn er nog drie andere lunetten geweest, namelijk Vroenhof, Overijssel en Drenthe. Deze lunetten wijken in vorm enigszins af. Bij Drenthe en Vroenhof heeft dit te maken met de passage van een verkeersweg.
De weg die vanuit de Brusselsepoort de vestingwerken doorsneed, passeerde de lunet Vroenhof en in verband hiermee werd de doorgang aan de linkerzijde aangepast en verbreed. De rechter face van deze lunet is langer dan de linker face. De naamsteen Vroenhof 1771 bleef bewaard op de hoek van de Brouwersweg en het Volksplein en bevindt zich daar achter een ijzeren hek.[5]
Hetzelfde was het geval bij de lunet Drenthe, hier passeerde de verkeersweg vanuit de Tongersepoort door de lunet. Deze lijkt erg op de vier lunetten in de Linie, maar de passage tussen rechterflank en rechterface is hier verbreed vanwege de verkeersdoorgang. Van de lunet Drenthe resteren op de hoek van de Tongerseweg en de Cannerweg nog enkele ruïneuze restanten die helaas van jaar tot jaar kleiner lijken te worden. Eigenaar gemeente Maastricht is op de hoogte van deze ontwikkeling, maar kon tot op heden nog geen prioriteit geven aan maatregelen tot consolidatie en behoud. De naamsteen Drenthe 1776 is naar alle waarschijnlijkheid verloren gegaan.
De lunet Overijssel was eigenlijk eerst het bastion of werk d´Estrades. Het werd naar de plannen van Du Moulin verbouwd en kreeg toen de naam Overijssel. De grondvorm met de twee facen lijkt bij dit vestingwerk nog behoorlijk op die van de standaardlunetten van Du Moulin. De inpassing in de rest van de vestingwerken ter plaatse is echter geheel anders. De teruggetrokken flanken zijn langer en de rechter flank bestrijkt bijvoorbeeld niet de bedekte weg, maar de couvreface Friesland. De naamsteen van lunet Overijssel 1773 bleef bewaard op de hoek Volksbondweg -Mr. Ulrichweg.[6]
Onderdelen van de lunetten van Du Moulin
Elke lunet heeft twee gemetselde facen die elkaar naar de buitenkant van de vesting toe ontmoeten in de saillant of uitspringende hoek. Aan hun uiteinden zijn de facen voorzien van een haaks op de face staande profielmuur. Achter het zware metselwerk bevindt zich een aarden massa die in feite het hoofdbestanddeel van het vestingwerk uitmaakt. In de aarde zijn achter de facen borstweringen voor de infanterie uitgespaard. Achter de saillant treffen we een barbette aan, bedoeld voor het tijdelijk opstellen van licht geschut. Om dit geschut in positie te kunnen brengen, is elke lunet voorzien van een opril die een helling vormt vanaf de bodem van de droge gracht tot aan de barbette.
De teruggetrokken flanken -door Du Moulin zelf ook wel traverse* genoemd- hebben een verdedigingsmuur die evenwijdig aan de facen loopt. Ook achter deze muur vinden we een aarden massa die voorzien is van een borstwering voor infanterie. Deze verdedigingsmuur is aan zijn beide uiteinden voorzien van een profielmuur die er haaks op staat. Aan de grachtzijde is het een muurdeel dat bovenop de contrescarpmuur staat en daar in feite een doorsnede door het aarden lichaam van de teruggetrokken flank laat zien.
De ruimte binnen de aarden wallen van de lunet wordt terreplein* genoemd en de open achterzijde van het werk heet de keel*.
Vestingbouwkundige terminologie * [7]
- Barbette of bank: verhoging achter een borstwering, opstelplaats voor geschut. De barbette had een zodanige hoogte dat met het geschut over de wal kon worden geschoten.
- Bedekte of gedekte weg: een door een aardlichaam gedekte doorlopende weg rond de buitengracht van een vesting.
- Courtine: de muur of wal tussen twee torens, rondelen of bastions.
- Couvreface of contregarde: voor de facen van een bastion of ander buitenwerk gelegen lang en smal vestingwerk bedoeld om deze te dekken tegen direct vuur. Bovenop kon infanterie worden opgesteld.
- Face: de naar buiten gekeerde voorzijde van een vestingwerk, gelegen tussen saillant en flank.
- Flank: zijde of zijkant van een vestingwerk gelegen tussen face en keel of tussen face en courtine*
- Flankeren: het van terzijde onder vuur nemen van een deel van een eigen vestingwerk, een terreingedeelte of een vijandelijk doel.
- Glacis: flauw naar het maaiveld aflopend buitentalud van een vesting. Het glacis kan vanaf de wal of bedekte weg worden bestreken. Het glacis onttrekt ook het muurwerk en andere delen van de vesting aan het directe zicht en vuur van een vijand.
- Keel: van de vijand afgekeerde zijde van een vestingwerk. De keel kan open zijn of worden afgesloten.
- Terreplein: de binnenruimte van een verdedigingswerk, in het algemeen gedekt tegen direct vijandelijk vuur.
Voetnoten
[1] Zie voor dit thema ook: Jos Notermans, Correcte aanduiding van de verdedigingswerken en hun onderdelen in de Linie van Du Moulin te Maastricht. In: Om de vesting 1991 nr 3, 32-35.
[2] P.J.M. Kamps et al. (red) Terminologie Verdedigingswerken, inrichting, aanval en verdediging, Utrecht 1999. (Terminologie)
[3] Voor een uitgebreid verhaal over deze moderniseringsoperatie zie: L.J. Morreau, Bolwerk der Nederlanden, Assen 1979. De hoofdstukken IV en V, 179-205. (Bolwerk)
[4] Ik heb eerder een beknopte biografie van C.D. Du Moulin geschreven in P. Arnold e.a. Luxemburg-Limburg, Verwantschap zonder grenzen, Maastricht 2009, 93-95.
[5] Zie https://www.maastrichtsegevelstenen.nl/MG/trefwoord/trefwoord%20vesting.htm
[6] Zie https://www.maastrichtsegevelstenen.nl/MG/trefwoord/trefwoord%20vesting.htm
[7] Bij deze vestingbouwkundige terminologie is gebruik gemaakt van Terminologie, van de Toelichtingen en woordverklaringen in Bolwerk 335-338 en van eigen aanvullingen,.