De kazemat luitenant-generaal Croiset
De kazemat van het bastion A is tegenwoordig voor een deel in gebruik de Vereniging Historische Artillerie Maastricht (VHAM). Het gebouw heeft rond het midden van de vorige eeuw een tijdlang de naam ‘kazemat luitenant-generaal Croiset’ gedragen. Het heeft sinds de bouw in de jaren 1816-1821 een interessante geschiedenis en een aantal diverse bestemmingen gekend.
De aanleg van bastion A en de bouw van de kazemat
Bastion A maakt deel uit van de Nieuwe Bossche Fronten, het vestingfront tussen bastion Holstein en de Maas. In de jaren 1816-1821 worden de vestingwerken op dit front volledig vernieuwd. In de tweede helft van 1816 vinden de eerste grondwerkzaamheden plaats voor de aanleg van de nieuwe vestingwerken, de laatste metselwerken komen in 1821 gereed. Het nieuwe vestingfront krijgt zes bomvrije kazematten bedoeld om in oorlogstijd 1.500 militairen en meer dan 150.000 pond buskruit onder te brengen. De kazematten hadden allen een groot manschappenverblijf, een kruitkamer en een latrine. In de kazemat van het bastion A is het grote manschappenverblijf afgedekt met kruisgewelven, geslagen over twaalf pilaren en een aantal pilasters. Er zijn enkele stookplaatsen met schoorstenen.
De gevel bestaat uit baksteen en hardsteen. Links in de gevel bevindt zich de toegang tot de latrine en rechts tot het kruitmagazijn. In het midden van de gevel treffen we de bredere toegang tot het manschappenverblijf aan. Links en rechts van deze toegang zijn telkens vier ramen aangebracht. In het interieur van de kazemat bevindt zich links achteraan de –tegenwoordig dichtgemetselde- toegang tot de caponnière die de gracht voor de linker face van het bastion A bestrijkt.
De kazematten in de Nieuwe Bossche Fronten blijken al spoedig na de bouw niet waterdicht te zijn, door de gewelven lekt water naar binnen. Die worden daarom in 1826 bloot gelegd en opnieuw afgedekt. Ook worden ter verbetering van de ventilatie in de achterwand ovale luchtgaten aangebracht. Toch klaagt generaal Dibbets er in 1832 nog over dat de kazematten lekken.
Na de opheffing van de vesting in 1867 heeft het garnizoen in de vestingwerken van de Linie van Du Moulin een aantal schietbanen. De kazemat wordt als opslagruimte voor deze schietbanen gebruikt Er worden patronen, schietschijven, maar ook brugvernielingsmateriaal en voertuigen opgeslagen. In 1887 moet het garnizoen nog wachtposten leveren voor Kazemat A, in totaal omvat die wacht een man of acht tot negen onder een sergeant en een korporaal. Overdag moet men posten uitzetten bij de schietbanen en ’s nachts een wachtpost voor het gebouw.[1] Ook voor de schutterij en later, in 1907, voor een schietvereniging worden er patronen bewaard.[2] Nog later wordt de kazemat verhuurd aan een zekere L.H. Koppen voor 240 gulden per jaar. Koppen heeft er een handel in oude metalen.[3] Hij heeft het gebouw waarschijnlijk tot na de Tweede Wereldoorlog in gebruik gehad.
Onderaards jeugdhuis
In 1951 wordt de kazemat ingericht tot onderkomen voor de mannelijke jeugdverenigingen van de Sint-Lambertusparochie. Kapelaan P. Funken is de drijvende kracht achter dit jeugdhuis. Hij moet nogal begaan zijn geweest met het lot van de jeugd, want hij wordt ook genoemd als één van de oprichters van de speeltuin Fort Wullem in 1945.[4] Van hem komt het idee het nieuwe jeugdhuis te vernoemen naar de bouwer van de Nieuwe Bossche Fronten. Hij gaat daarvoor te rade bij Louis Morreau die dan blijkbaar al bekend is als de vestingdeskundige bij uitstek in Maastricht. Morreau kan in die tijd terug vallen op kolonel b.d. Schukking die secretaris van de Stichting Menno van Coehoorn is. Aan Schukking legt hij het idee voor de toenmalige directeur van fortificaties te Maastricht als naamgever te gebruiken, alleen of dat nu Van Ingen of Croiset moet zijn, is op dat moment nog onduidelijk. De keuze valt uiteindelijk op Croiset.[5] [6]
Op 23 juni 1951 is het zo ver dat de kazemat Luitenant-generaal Croiset officieel in gebruik kan worden genomen. Monseigneur E. Lebouille, voormalig missiebisschop in het Chinese Yungpinfu, krijgt de eervolle taak de inzegening te verrichten. Eerst wordt er echter om 18.30 uur in de Lambertuskerk een pontificaal lof gehouden waarna de jeugdverenigingen in optocht naar de kazemat marcheren. Volgens de Gazet van Limburg zijn het vier verenigingen: verkenners, jongstudenten, kajotters en de handbalafdeling van RKVVL. Voor de muziek tijdens de optocht zorgt harmonie Kunst Door Oefening. In het gebouw wachten talloze autoriteiten waaronder de wethouders Gijbels en Godfroy op de aankomst van de jeugd. Geassisteerd door pastoor Ramaekers en kapelaan Sijstermans zegent de bisschop vervolgens de diverse lokalen en het sportveld voor de deur. De pastoor spreekt daarop mooie woorden over het nieuwe jeugdhuis van de parochie en roemt met name kapelaan Funken voor zijn inspanningen. In het weekend van 23 en 24 juni 1951 is de kazemat voor het publiek geopend en is er een fancy fair en een feest waarvan de opbrengst voor de inrichting is bestemd.[7]
In december 1951 zijn in het verenigingslokaal van de R.K. Jongstudentenclub Sint-Lambertus muurschilderingen met voorstellingen van Oud Maastricht aangebracht door kunstenaar Harry Zeekaf. Hij werkt daar negen dagen aan en gebruikt voorbeelden die hij in het stadsarchief aantreft onder andere in de werken van Brabant, Schaepkens en Van Gulpen. Louis Morreau geeft deskundig advies. De volgende schilderingen komen tot stand: Sint-Pieterspoort, Tongersepoort, Boschpoort, Brusselsepoort, Fort Sint-Pieter, Fort Koning Willem I, Panorama van Maastricht vanaf de kat Brandenburg en Maastricht en Wyck vanuit het noorden. Op het gewelf schildert Zeekaf een gekroonde W van koning Willem I, de ster uit het stadswapen en het insigne van de Katholieke Limburgse Jongstudentenbond, een adelaar, geflankeerd door twee duiven als symbool van vriendschap. Elders in de ruimte trof men nog de attributen aan van de ‘4 kardinale deugden n.l.: voorzichtigheid – matigheid – rechtvaardigheid en sterkte’. Van de schilderingen wordt een eenvoudige catalogus gedrukt met enige uitleg over de voorstellingen. Bij de presentatie van de schilderingen houdt Morreau een korte lezing over de oudere versterkingen van de vesting Maastricht.[8] De muur- en gewelfschilderingen zijn helaas verdwenen, bewaard bleven de catalogus en foto’s van de voorstellingen.[9]
Commandopost voor de Maastrichtse Bescherming Bevolking (BB)
Lang zou de vreugde voor de jeugdverenigingen niet duren want al in 1956 wordt een groot deel van de kazemat door de B.B. kring Maastricht als commandopost in gebruik genomen. Morreau, die zoals we boven zagen betrokken was bij de inrichting van een deel van het jeugdhuis, schrijft dat de kazemat in 1955 werd gevorderd voor de BB.[10]
De opening van de commandopost vindt plaats op 22 mei 1956. Opnieuw krijgt het gebouw een kerkelijke inzegening, nu van deken P. Jenneskens van Maastricht. Na hem voert burgemeester Michiels van Kessenich als voorzitter van de kringraad van de Maastrichtse BB-kring het woord. Hij wordt op zijn beurt gevolgd door gouverneur F. Houben die de officiële opening verricht.
In de commandopost heeft men een radiozender en –ontvanger, rechtstreekse telefoonverbindingen en alle nodige voorzieningen om beveiligd te zijn tegen conventionele wapens en atoomwapens. De verwachtingen ten aanzien van de bescherming waren overigens wel wat overspannen, zo citeert de krant commandant Vemer van de Bescherming Bevolking: “Als er een atoombom op 400 meter afstand inslaat zitten wij hier veilig.”
Later zal de commandopost tevens de noodbestuurszetel van het stadbestuur worden. De voorzieningen blijven tot in de jaren tachtig min of meer in stand en worden door de BB beheerd. De commandopost was gevestigd in het oostelijke deel van het manschappenverblijf.
Stichting Maastricht Vestingstad en de kazemat
De nog jonge Stichting Maastricht Vestingstad is in de jaren 1976-1978 op zoek naar een verenigingslokaal. Via werkzaamheden in de kazematten, waar nog schuilkelders zijn ingericht, ontstaan er contacten met de A-kring Limburg-a van de BB. In augustus 1978 kan het bestuur van de stichting melden dat een ruimte gevonden is voor activiteiten van de stichting en de vereniging Artefakt, een lokale vereniging voor jeugd en geschiedenis. De stichting en de vereniging kunnen hun intrek nemen in het linkerdeel van de kazemat die dan nog steeds wordt aangeduid als Kazemat Generaal Croiset. De ruimtes die de stichting tot haar beschikking krijgt, zijn voor de BB niet meer nodig. Ze waren in gebruik geweest als oefenhal en als leslokaal.[11] De immense ruimte wordt door de vrijwilligers van de stichting opgeruimd en opgeknapt. Het blijkt echter al spoedig dat de ruimtes niet echt geschikt zijn als verenigingslokaal. Ze vallen buiten het BB-deel dat door een klimaatinstallatie nog enigszins bewoonbaar wordt gehouden en zijn vanwege de hoge luchtvochtigheid eigenlijk alleen geschikt voor de opslag van materialen die door de werkgroep kazematten gebruikt worden. Toch worden er verwoede pogingen gedaan er nog wat van te maken. Een afgescheiden en afsluitbaar lokaal wordt tot bestuurs- en vergaderkamer ingericht. In die ruimte, die vermoedelijk in de negentiende eeuw diende als verblijfsruimte voor de wacht, is een open haard aanwezig. Het bestuur verstookt daar tijdens bestuursvergaderingen hout dat in grote hoeveelheden in de kazemat aanwezig is. Enerzijds liggen er veel plankjes, overblijfselen van een parketvloer mogelijk uit de tijd van het jeugdhuis en anderzijds zijn er enorme stapels houten limonadekistjes die de BB waarschijnlijk gebruikte voor het houden van blusoefeningen. Op die manier worden de bestuursvergaderingen toch in een aangenaam klimaat gehouden.
Op zaterdag 2 februari 1980 houdt de stichting in de kazemat nog een rommelmarkt om de wankele financiële positie wat te verstevigen.[12] In datzelfde jaar verschijnen ook de eerste minder positieve berichten over de ruimte. De stichting wil de electrische installatie in ‘haar’ deel van de kazemat verbeteren en ook de beschikking krijgen over sanitaire voorzieningen en stromend water. De BB kan daar niet aan meewerken omdat er veel onduidelijkheid is over de toekomst van de commandopost en überhaupt van de organisatie BB. Ook een verzoek aan burgemeester Baeten als voorzitter van de kringraad van de BB levert geen positief nieuws op.[13] In augustus 1981 laat de stichting weten dat zij de ruimte na drie jaar moet gaan verlaten. De commandopost wordt opgeheven en de gemeente Maastricht verhuurt de kazemat aan woningbouwvereniging Sint-Mathias op voorwaarde dat deze het gebouw zal restaureren. De bouwvereniging gaat het gebouw gebruiken als werkplaats en opslagruimte. De stichting ziet dat als oneigenlijk gebruik en ziet in de ruimte een ideale ontvangst- en tentoonstellingsruimte voor rondleidingen door de Linie van Du Moulin. Ondanks de hartekreet ‘helpt u ons in de slag om de kazemat generaal Croiset …’ wordt het gemeentelijke plan uitgevoerd.[14] De stichting heeft in zoverre gelijk gekregen dat de kazemat door deze bestemming geïsoleerd kwam te liggen van de nabijgelegen vestingwerken van de Linie. Het monumentale gebouw ligt tot op de dag van vandaag in een soort van apart compartiment naast de overige vestingwerken en wordt door niemand echt ervaren als een integraal onderdeel van het vestingcomplex. Als ‘troostprijs’ mocht de stichting enkele jaren later de voormalige kruitopslagruimte van de kazemat van de woningbouwvereniging in gebruik nemen voor de opslag van materialen. Die ruimte is nog steeds voor dat doel in gebruik. In december 1982 heeft de stichting de kazemat verlaten en pas in maart 1983 kan het bestuur melden dat er een nieuw –tijdelijk- onderkomen is gevonden in een tweetal pandjes aan Hoog Frankrijk die voor de sloop bestemd zijn.
In 1986 doet de stichting nog een poging om de vestingbouwkundige grondprofielen bovenop de kazemat in ere hersteld te krijgen, maar dat verzoek wordt door de gemeente Maastricht afgewezen omdat er bovenop de kazemat te weinig grond aanwezig bleek te zijn.[15]
Sinds 2004 hebben de kanonniers van de VHAM een onderkomen gevonden in de voormalige commandopost van de BB. De rest van het gebouw is nog steeds in gebruik bij de woningbouwvereniging als opslagruimte.
Jos Notermans
Dit artikel is een bewerking van een artikel dat in 2007 in het tijdschrift Om de Vesting verscheen.
[1] Ook in 1891 was bij de kazemat nog een wachtpost. RHCL RAL Mil. Archieven 07.E04, Garnizoen Maastricht, inv nr 168.
[2] RHCL RAL 07.E17 Genie onderdelen Limburg Inv. Nr 5.
[3] Nationaal Archief Domeinen 1914-1944 dossiernr 5724 inv nr 437.
[4] Servé Minis, Jos Notermans, Fort Willem, Maastricht 2005, 26.
[5] Correspondentie tussen L. Morreau en W. Schukking, april 1951, collectie Morreau.
[6] Arnoldus Croiset (1753-1838) was militair ingenieur en bracht een groot deel van zijn carrière in Franse dienst door. In 1814 kwam hij als generaal-majoor in Nederlandse dienst, in 1816 volgde zijn benoeming tot luitenant-generaal. Croiset maakte zich vooral verdienstelijk door zijn werkzaamheden aan de versterkingen in het zuiden van Nederland. Ook bij de versterking van Maastricht in 1815 en volgende jaren was hij nauw betrokken.
[7] Gazet van Limburg 20 juni 1951 (Onderaards jeugdhuis), 23 juni 1951 en 25 juni 1951 (Hele parochie vierde feest, St. Lambertus-Jeugdhuis geopend), uitnodiging voor de opening van de gezamenlijke jeugdbeweging en van de R.K. Jongstudentenclub St. Lambertus, collectie Morreau.
[8] Brief van Morreau aan Schukking d.d. 27 december 1951, collectie Morreau.
[9] Gazet van Limburg 4 december 1951 (Oud-Maastricht in kazemat), Catalogus Romantisch Oud Maastricht,
[10] L.J. Morreau, Bolwerk der Nederlanden, Assen 1979, 224.
[11] Nieuwsbrief van de Stichting Maastricht Vestingstad augustus 1978,1.
[12] Nieuwsbrief Stichting Maastricht Vestingstad januari 1980.
[13] Nieuwsbrief Stichting Maastricht Vestingstad, juli 1980, 5.
[14] Nieuwsbrief Stichting Maastricht Vestingstad, augustus 1981.
[15] Nieuwsbrief Stichting Maastricht Vestingstad, oktober 1986.