De belegering van 1673

Geplaatst op 19 juni 2023 in Belegeringen en Overige

In 1973 werd onder de titel 'Mijn legermachten zijn voor uw deur gesteld' een tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum georganiseerd

Het is weer eens zo ver … we hebben iets te herdenken, namelijk het feit dat de vesting Maastricht 350 jaar geleden werd belegerd en na korte tijd moest capituleren voor de legers van de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV. Landelijk werd vorig jaar, 2022, al het Rampjaar herdacht, het jaar waarin de Republiek der Verenigde Nederlanden ‘reddeloos, redeloos, radeloos’ werd omdat ze van drie kanten werd belaagd door vijandelijke legers. De belangrijkste aanval kwam ook dat jaar van de kant van de Franse koning, hij sloot de vesting Maastricht in en trok met zijn legers op naar het hart van de Republiek, waarvan hij grote delen wist te veroveren inclusief de stad Utrecht.

Inmiddels is het ook wel duidelijk geworden dat het Rampjaar niet stopte op 31 december 1672, maar dat het in 1673 nog een vervolg kende, een vervolg waarin Maastricht belegerd en ingenomen werd. Deze gebeurtenissen vormen de aanleiding tot twee tentoonstellingen, de ene in het Limburgs Museum in Venlo met de titel ‘Slaags aan de Maas’, de andere in het kakelverse Maastricht Museum. Op die laatste plek heet de tentoonstelling ‘Maastricht 1673 – De Zonnekoning verovert Maastricht’. Er is ook een boek verschenen met dezelfde titel.

Op deze plek zullen de komende weken en maanden teksten verschijnen over die belegering. Het zullen meer ‘capita selecta’ zijn over specifieke onderwerpen die met deze belegering te maken hebben. Voor een goed overzicht over de gebeurtenissen verwijs ik graag naar het boek ‘d’Artagnan, gesneuveld voor Maastricht’, dat in 2003 verscheen op het moment dat Maastricht – ook in het Centre Céramique – op grootste wijze terugkeek op deze bladzijden in de geschiedenis van de stad.

Musketiers en mousquetaires

Een musketier is van oorsprong een soldaat die bewapend is met een musket. De opkomst van de vuurwapens bracht namelijk met zich mee dat er op enig moment ook een vuurwapen beschikbaar kwam voor het gebruik door soldaten te velde. Aanvankelijk waren dit moeilijk te hanteren zware wapens waarbij het laadproces tamelijk tijdrovend was. Het wapen moest bovendien op een vork worden geplaatst om te kunnen richten en schieten. Dit had vooral met het gewicht te maken waardoor niet uit de vrije hand kon worden gevuurd.

Een musketier omstreeks 1664 zoals die te zien is in het Heeresgeschichtliches Museum in Wenen. Hij heeft een lontslotgeweer en draagt een vork op een stok om het geweer op te leggen bij het schieten.

Het voetvolk of de infanterie was van oudsher bewapend met pieken die een lengte van 5 tot 6 meter hadden en met deze wapens vooral geschikt was om aanvallen van de cavalerie te weerstaan. Musketiers gingen de piekeniers geleidelijk aan verdringen, maar door hun lage vuursnelheid moesten ze nog langere tijd door de pieken worden beschermd. Aan het begin van de zeventiende eeuw was in het Staatse leger de verhouding 5 pieken op 7 musketten. Pieken maakten ook aan het begin van de achttiende eeuw nog een bescheiden onderdeel uit van de bewapening van de Staatse infanterie, maar verdwenen met de opkomst van de bajonet die op het geweer kon worden gezet. [1]

We vinden in de zeventiende eeuw dus niet alleen in het Franse leger musketiers, maar ook in het Staatse en waarschijnlijk in alle veldlegers op het Europese continent. Musket was langzaam aan ook een algemeen begrip geworden waarmee een lang handvuurwapen werd bedoeld, ongeacht het type van dat wapen. De wapens werden namelijk geregeld gemoderniseerd vooral op het gebied van het ontstekingsmechanisme. Zo kwam er na het lontslot, het radslot en het vuursteenslot. Als echter tegenwoordig een archeoloog een ronde loden kogel opgraaft, wordt deze altijd musketkogel genoemd. Hiermee wil ik onderstrepen dat de term musket van de aanduiding van een specifiek type vuurwapen in de loop van de tijd verworden is tot een containerbegrip.

Een musketier omstreeks 1683 zoals te zien in het Heeresgeschichtliches Museum in Wenen. Deze man draagt een geweer met een vuursteenslot en een korte piek.

De benaming ‘musketier’ verdwijnt ook geleidelijk aan uit de rangen van de legers en geweerdragende soldaten worden steeds vaker fuselier genoemd.

In Frankrijk kreeg ‘mousquetaire’ echter een heel andere, meer bijzondere betekenis. Daar werden de musketiers een elitekorps, bestaande uit soms één, soms twee compagnies die deel uitmaakten van het militaire huis van de koning. Het waren troepen waarmee de Franse koning zich omringde, die ceremoniële en speciale taken vervulden, een soort van lijfwacht vormden, maar die zich ook als gevechtseenheid mochten laten gelden als dat de koning van pas kwam om zijn blazoen op te poetsen.

Zo’n Franse musketierscompagnie telde ongeveer 250 man, veelal jonge edellieden die via deze stap verder carrière konden maken in het leger of aan het hof. Een normale compagnie werd in het algemeen aangevoerd door een kapitein, maar in het geval van de musketiers was de koning zelf de kapitein. Het was vanzelfsprekend dat de koning zich niet bezig kon houden met de dagdagelijkse gang van zaken in zo´n compagnie. Daarom was er voor elke compagnie een kapitein-luitenant, een dubbele rang, die waarschijnlijk moest onderstrepen dat deze kapitein ondergeschikt was aan de echte kapitein, namelijk de koning.

Een mousquetaire du Roi zoals te zien in het d’Artagnanmuseum in Lupiac.

De militairen die zoals d’Artagnan de functie van kapitein-luitenant bekleedden, speelden eigenlijk mee in een soort rollenspel met hun koning, want op andere plekken in het leger hadden ze vaak al veel hogere rangen zoals kolonel of generaal bereikt. Ten aanzien van deze Franse musketiers kan nog worden opgemerkt dat zij in een tijd waarin dat nog niet vanzelfsprekend was, al uniformen droegen.[2] Verder konden ze net als de dragonders zowel te paard als te voet opereren.[3] Het zal duidelijk zijn dat hun acties bij de belegering van Maastricht in 1673 vanuit de naderingsloopgraven te voet werden uitgevoerd. Er worden echter ook voorafgaand aan het openen van de loopgraven schermutselingen beschreven waaraan de Franse musketiers te paard hebben deelgenomen.


[1] H.L. Zwitzer, ‘De militie van den Staat’, Het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden, Amsterdam (1991), 17-18.

[2] I.T. Schick, Battledress, Uniformen van 1700 tot heden, Zutphen (1979), 12. Het uniform zoals wij dat kennen, kwam pas in de loop van de tweede helft van de achttiende eeuw tot ontwikkeling. Tot die tijd droegen soldaten eigen kledij en een eigen uitrusting die werd aangepast aan de mode en uiteraard ook aan de eisen die het gevecht stelde.

[3] O. Bordaz, D’Artagnan et les Mousquetaires du Roi (1622-1775), Baixas (2018), 284 e.v.

R. Chartrand, Louis XIV’s Army, Londen (1988), 15.

Meld u nu aan voor onze nieuwsbrief

Aanmelden