De barakken van Maastricht

Geplaatst op 18 januari 2021 in Garnizoen en Kazernes

Dit artikel verscheen eerder in De Trompetter/Maaspost in 2011

Het woord ‘brak’ of barak heeft in het Maastrichtse dialect geen positieve betekenis. De onvolprezen Diksjenaer van ’t Mestreechs geeft als eerste betekenis ‘oud, vervallen huis’.[1] We hebben in de stad ook een aantal straatnamen waarin het woord voorkomt: Achter de Barakken, Hoge Barakken en Lage Barakken. Deze straatnamen verwijzen naar de barakken of kazernes die er vroeger lagen en waarin de soldaten van het garnizoen leefden.[2]

Maastricht kreeg in het jaar 1567 voor het eerst een vaste militaire bezetting. In verband met onlusten tussen katholieken en protestanten stuurde landvoogdes Margaretha van Parma in dat jaar vier vendels Waalse huurlingen naar de stad. Dat was het begin van een garnizoensgeschiedenis die tot 1967 zou duren. In de zeventiende en achttiende eeuw bestond het garnizoen uit drie- tot zesduizend soldaten met een enkele uitschieter naar tienduizend in het jaar 1672. Om de overlast voor de burgers zoveel mogelijk te beperken, werden aanvankelijk houten barakken getimmerd voor de militairen. Later kwamen er stenen gebouwen en nam het garnizoen een aantal leegstaande kloosters zoals het Bonnefantenklooster, het Kruisherenklooster en het Oude Minderbroedersklooster geheel of gedeeltelijk als kazerne in gebruik.

Een deel van de Franse maquette van Maastricht die de situatie in 1748 weergeeft. Bij 1 zijn de langgerekte gebouwen van de barakken aan het Lindenkruis te zien en bij 2 de Boschbarakken. Rechts beneden ligt het Vrijthof.

Op de kopie van de Franse maquette van Maastricht in het Centre Céramique zijn de kazernes gemakkelijk te herkennen als langgerekte gebouwen die in groepjes vlak achter de tweede stadsmuur lagen. Die maquette geeft de situatie omstreeks 1750 weer en de kazernegebouwen laten duidelijk de invloed van de beroemde Franse vestingbouwer en strateeg, maarschalk Vauban, zien. Hij was een voorstander van massalegering, dat wil zeggen een concentratie van grote aantallen soldaten in één gebouw. Het zijn dan ook gebouwen met eindeloos lijkende rijen ramen en deuren. Er waren grote slaapzalen en ook de keuken lag meestal in hetzelfde gebouw, de latrines waren in aparte gebouwtjes ondergebracht. Bij de kazernes voor de cavalerie bevonden de paardenstallen zich op de begane grond en de manschappenverblijven op de eerste verdieping. Zo’n cavaleriekazerne lag in Maastricht bij de voormalige Lindenkruispoort, tegenwoordig ongeveer aan het einde van de Maagdendries. Veel comfort was er in de gebouwen niet voor de gewone soldaat en in de achttiende eeuw was het niet ongebruikelijk dat twee mannen één bed moesten delen. Voor hun vertier waren ze aangewezen op wat de stad hun te bieden had, dit tot groot genoegen van de plaatselijke horeca.



Officieren waren in tegenstelling tot de gewone soldaat ingekwartierd bij de burgers hetgeen een stuk comfortabeler was. Ze kregen een tegemoetkoming in de kosten van de inkwartiering in de vorm van serviesgeld. In tijden van spanning was het garnizoen regelmatig zo groot dat niet alle soldaten in de barakken konden worden ondergebracht. Dan werden ook gewone soldaten bij burgers ingekwartierd. Het stadsbestuur bepaalde dan hoeveel soldaten de burgers in hun huis moesten opnemen. Hiertoe werden lijsten en briefjes gemaakt, het zogenaamde biljetteren. Het spreekt voor zich dat velen in de stad probeerden onder de inkwartiering uit te komen soms met succes zoals in het geval van kloosters en kanunniken.[3]

Het onderhoud van de kazernes was tot in 1863 een zaak van de stad en vooral in de negentiende eeuw leidde achterstallig onderhoud tot wantoestanden. Delen van kazernes waren zo bouwvallig dat ze moesten worden gestut. De soldaten die in de kazerne op de Kommel, het Kruisherenklooster, woonden, kregen op enig moment het advies vanwege de veiligheid een meter of vier van de oostelijke gevel af te blijven.

Pas met het gereed komen van de Tapijnkazerne in 1919 konden de soldaten rekenen op een wat meer comfortabele huisvesting. De oude kazernes of barakken werden allen gesloopt en behalve de straatnamen herinnert alleen het oude monumentenbord op het Bonnefantenklooster aan de Kakeberg nog aan de kazernes in de binnenstad. De oplettende lezer kan hier tot op de dag van vandaag lezen dat hier de Bonnefantenkazerne was.


[1] H.J.E. Endepols, Woordenboek of diksjenaer van ´t Mestreechs, Maastricht 1955, 20 en 50.

[2] Zie: T. Panhuysen e.a., De straatnamen van Maastricht, Maastricht 2013.

[3] Over inkwartiering en kazernering van het garnizoen, zie bijvoorbeeld:

  Conventie tot de Inlogeeringe van het Guarnizoen en het betaalen van Servies-Gelden gemaakt voor den Ed. Agtbaaren Indivisen Magistraat der Stad Maastricht, met Zyne Doorluchtige Hoogheid den Heere Prince van Hesse Cassel Gouverneur, &c. &c. Maastricht 1787 en de diverse garnizoensreglementen uit 1749, 1774 en 1784.

Meld u nu aan voor onze nieuwsbrief

Aanmelden