Webinar Stichting Menno van Coehoorn Eerste deel

Geplaatst op 26 april 2021 in Opheffing en ontmanteling en Overige

Gezicht op de stad Maastricht vanaf de Sint-Pietersberg in 1858 enkele jaren voor de vesting werd opgeheven. Wat zien we hier, welvaart, de dreigende ondergang van de vesting of sporen van slechte arbeidsomstandigheden en kinderarbeid ?Staalgravure door C. Rorich naar Chr. Schüler, RHCL GAM 76

8 april 2021

Opheffing en ontmanteling van de vesting Maastricht 1867 – 1880

Eerste deel – tot pauze

Inleiding
Aan het einde van dit webinar heb ik de deelnemers toegezegd het verhaal te zullen uitschrijven en op deze website te publiceren. Ik zal in dit artikel de volgorde van de sheets in de powerpoint presentatie volgen.

Als eerste dank aan Stichting Menno van Coehoorn voor de kans om de vesting Maastricht weer eens in het zonnetje te zetten. Tevens dank aan het Regionaal Historisch Centrum Limburg in Maastricht omdat een groot deel van de gebruikte afbeeldingen in hun collecties kunnen worden aangetroffen. Tot slot nog een woord van dank aan Rob van der Heijden die mij enkele tientallen jaren geleden zijn archief inzake opheffing en ontmanteling van de vesting heeft overgedragen. Hij heeft in diverse archieven uitgebreid onderzoek gedaan naar dit onderwerp en daarbij vrijwel al het door hem aangetroffen materiaal gekopieerd. De kopies zijn op maand en jaar gerangschikt in hangmappen en zijn voor mij een vrijwel onuitputtelijke bron over dit onderwerp.

Spoorboekje
Ik heb ooit geleerd dat het goed is je luisteraars door middel van een spoorboekje te informeren over hetgeen er op het menu staat. Voor dit webinar waren de onderwerken:

  • Introductie
  • Kennis maken met de vesting Maastricht
  • Waarom werd de vesting opgeheven
  • Van (de)classering naar opheffing
  • Hoe ging de sloop in zijn werk
  • Redden wat er te redden valt
  • Literatuur
  • Vragen en discussie

    Kennis maken met de vesting Maastricht
    De vesting Maastricht kent een westelijk deel, Maastricht, en een oostelijk deel, Wyck. De vesting ligt op de beide oevers van de Maas op de plek waar het riviertje de Jeker in de Maas uitmondt. Beide delen van de vesting zijn door een stenen brug met elkaar verbonden. De brug heeft een uitneembaar houten deel waardoor beide delen in theorie van elkaar gescheiden zouden kunnen worden.

Plattegrond van de vesting Maastricht omstreeks 1840

Op de westelijke Maasoever onderscheiden we drie vestingfronten. Het zuidelijke front buiten de Sint-Pieterspoort bevindt zich tussen Jeker en Maas en heeft drie grote inundatiekommen waarmee het voorterrein onder water kon worden gezet. Het noordelijke front buiten de Boschpoort wordt ook wel het Bossche Front genoemd en kon eveneens worden geïnundeerd. De inundatie op dit front kon in de zomermaanden bij een lage waterstand in de Maas problematisch worden. Daarom liet Vauban tijdens de korte Franse bezetting van 1673 – 1678 het Jekerkanaal aanleggen. Een ondergronds aquaduct waarlangs Jekerwater naar het noordelijke front kon worden gebracht.

Tussen beide genoemde fronten bevonden zich de hoge fronten, een vestinggebied dat hoger gelegen was en dat technisch gezien niet kon worden geïnundeerd. Daar waren dus droge grachten en om daar voor te compenseren werd hier een uitgebreid stelsel van tegenmijngalerijen, de ´kazematten´ gebouwd.

De vesting Wyck was ook omgeven door een stelsel van buitenwerken waarvan de grachten watervoerend dan wel inundeerbaar waren. Hier valt op dat de vestingwerken niet alleen het bebouwde gebied van Wyck beschermen, maar dat ze de oostelijke Maasoever over de volle breedte van Maastricht omvatten. Op die manier probeerde men een vijandelijke beschieting van Maastricht vanaf de oostelijk oever te bemoeilijken.

Verder kende de vesting Maastricht nog twee forten, namelijk fort Sint Pieter op de Sint-Pietersberg en fort Koning Willem I op de Caberg.

Fort Koning Willem I was één van de twee forten van de vesting Maastricht. Het werd in de jaren 1816 – 1822 gebouwd op de Caberg ten noordwesten van de stad.


Laatste moderniseringsoperatie
De vesting die in 1867 zou worden opgeheven, onderging in de jaren 1816 – 1822 nog een grote moderniseringsoperatie. Op de Caberg werd het fort Willem gebouwd en het Bossche Front aan de noordzijde van de stad ging vrijwel volledig op de schop. De ratjetoe aan vestingwerken die daar in de voorgaande eeuwen organisch was gegroeid, werd vervangen door een eenvoudig gebastioneerd front naar het systeem van Cormontaigne. Er was een hoofdwal met drie hele bastions en een half bastion aan de kant van de Maas en tussen de bastions lagen vooruitgeschoven drie ravelijns met couvre-faces, reduits en zes bomvrije kazematten. In dezelfde periode werd ook het fort Sint Pieter gemoderniseerd. Het fort werd verhoogd en boven op het fort kwamen een in de saillant verzonken mortierbatterij en een hooggelegen kanonbatterij met twaalf kanonkazematten tot stand. De verdediging van de droge gracht werd verbeterd door de bouw van vier caponnières met schietgaten.

Ook het Bossche Front werd in de jaren 1816 – 1822 vernieuwd. Op dit plaatje zien we de werkzaamheden in de hoofdgracht nabij de Boschpoort. RHCL RAL P-0231-001.


Wellingtonbarrière
De vesting Maastricht maakte in haar geschiedenis eigenlijk nooit deel uit van een groter opgezette linie. Het was lange tijd voor de Republiek een vooruitgeschoven post, een soort van slot op de Maas in het verre zuiden. De moderniseringsoperatie in de jaren 1816 – 1822 doet vermoeden dat Maastricht in die tijd mogelijk toch een rol speelde in het kader van de Wellingtonbarrière, een verdedigingslinie die een eventuele nieuwe expansiedrift van Frankrijk zou moeten beteugelen. Hoewel er -voor zo ver mij bekend- nog geen enkel document is gevonden dat de koppeling tussen Maastricht en de Wellingtonbarrière bevestigt, lijkt het inmiddels wel aannemelijk dat de grote inspanningen die hier geleverd werden toch in dat kader moeten worden gezien.


Waarom werd de vesting opgeheven?
Ik meen de volgende motieven/oorzaken te moeten benoemen:

  • Internationale politiek
  • Nationaal een nieuw verdedigingsstelsel
  • Nieuwe soorten vestingwerken > Maastricht is alweer verouder
  • Nieuwe wapentechnologie
  • Druk vanuit de stad zelf


Internationale politiek
Nadat de Fransen in 1814 werden verdreven, werd Limburg een provincie van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De provincie omvatte in principe het gebied van wat we tegenwoordig als Belgisch en Nederlands Limburg kennen. In 1830 breekt in Brussel de revolutie uit en korte tijd daarna is heel Limburg met uitzondering van de vesting Maastricht en het dorp Sint Pieter Belgisch grondgebied. In de vesting Maastricht blijft generaal Dibbets tot aan zijn overlijden in 1839 trouw aan zijn Nederlandse koning. Bij de conferentie van Londen in 1830 werd de Belgische onafhankelijkheid geregeld en een deling van Limburg in een Nederlands en een Belgisch deel afgesproken. Koning Willem I ging pas in 1838 akkoord en in 1839 kwam een nieuwe verdeling tot stand.

Luxemburg was echter in die verdeling een complicerende en ook wel ingewikkelde factor. Willem I had in 1815 Luxemburg als persoonlijk bezit gekregen en het hertogdom Luxemburg was lid van de Duitse bond. Van het oorspronkelijke hertogdom Luxemburg snoepten de Belgen de helft af bij de verdeling. De Duitse bond wenste daar compensatie voor en die werd gevonden in Nederlands Limburg. Limburg werd een provincie van Nederland en tegelijkertijd een hertogdom in de Duitse bond. De vestingen Maastricht en Venlo werden daar echter weer buiten gehouden en hoorden alleen bij Nederland. Het bezit van de twee vestingen op de Maas werd de Duitse bond blijkbaar niet gegund of toevertrouwd. In het kader van deze regeling was Nederland blijkbaar verplicht de beide vestingen in stand te houden. Hier kwam een einde aan toen binnen de Duitse bond in 1866 de Pruissisch-Oostenrijkse oorlog uitbrak waarmee er in feite een einde kwam aan de Duitse bond.

Hierdoor kwam er ook een einde aan de ingewikkelde regeling rond Limburg en zag Nederland waarschijnlijk zijn kans schoon de twee vestingen in het verre zuiden op te heffen.

Een goed overzicht van de staatkundige situatie in Limburg en Luxemburg in deze periode is te vinden in: Jos Venner (red.) Geschiedenis van Limburg, deel II (Maastricht 2001) p 18 – 33.


Een nieuw verdedigingssysteem
In de eerste helft van de negentiende eeuw kwam er in feite een einde aan het idee van de klassieke vestingstad. Met het Nieuw Pruissische systeem kwamen er rond steden fortengordels te liggen die op steeds grotere afstand van de oude stad werden ingericht. In de omgeving van Maastricht is Luik een goed voorbeeld, maar ook Antwerpen en Amsterdam hebben een dergelijke ontwikkeling door gemaakt.

Ook in Nederland verlaat men het idee van de verdediging van de afzonderlijke vestingsteden en gaat men over op een concentratie van de verdediging in de meer centraal gelegen delen van het land. Dit proces krijgt zijn beslag in de Vestingwet van !874 en het Koninklijk Besluit van 1867 waarin al een aantal excentrisch gelegen vestingen worden opgeheven, is daar een voorloper van.

De vesting Luik kreeg in de tweede helft van de negentiende eeuw een gordel met twaalf forten op ruime afstand van de stad zelf.



Nieuwe verdedigingswerken
In de negentiende eeuw werden ook nieuwe vormen van vestingwerken ingevoerd. Eerst waren er de forten die een massieve centrale toren kregen en later kwamen de polygonale forten op.

In Maastricht doet de hooggelegen kanonbatterij van fort Sint Pieter, althans de linker vleugel daarvan, al een stap in de richting van zo´n torenfort. Minder bekend is dat er ook een ontwerp is gemaakt voor de bouw van zo´n artillerietoren op het Sint-Antoniuseiland in de Maas te Maastricht. Tot een kostbare nieuwe moderniseringsoperatie van de vesting Maastricht is het niet meer gekomen.

Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de bewapening
In de negentiende eeuw, de eeuw van de industriële revolutie, maakte het vuurwapen voor het eerst sinds enkele eeuwen weer een spectaculaire ontwikkeling door. De verbeteringen waren van dien aard dat net als aan het einde van de vijftiende, begin zestiende eeuw de bestaande  verdedigingswerken plotseling niet meer voldoende weerstand konden bieden.

De ontwikkelingen waren:

  • De invoering van de getrokken (kanon)loop
  • Achterladers in de plaats van voorladers
  • Verbetering van de kwaliteit van het buskruit
  • Brisantgranaten en
  • Een gelede kanonaffuit waardoor de terugslag kon worden opgevangen en het kanon in positie bleef na het afvuren.

    Druk vanuit de stad zelf o.a. de industriëlen
    In de loop van de negentiende eeuw gingen de economische en de militaire belangen in de vesting steeds meer knellen. De stadspoorten werden ´s avonds gesloten en ´s morgens vroeg pas weer geopend.[1] Die poorten vormden ook als ze open waren een barrière omdat ze smalle doorgangen hadden en doordat aan de poorten personen en goederen werden gecontroleerd. In het geval van de Brusselsepoort was er sprake van een lange donkere tunnel die ook nog eens een bocht van bijna negentig graden maakte. Verder kenden de uitvalswegen een lang en kronkelend verloop door de vestingwerken. Op veel plaatsen konden twee karren elkaar niet passeren en de poortwacht moest regelmatig ook optreden als verkeersagent.

Op deze plattegrond van een deel van het noordelijke vestingfront na 1839 is de verkeersweg vanuit de Boschpoort in de richting van Smeermaas in rood gemarkeerd. Ook het scheepvaartverkeer dat links boven via de Zuid-Willemsvaart het Bassin wilde bereiken, moest zich tussen de vestingwerken door manoeuvreren en bovendien drie tunnels of overwelfde doorvaarten onder de vestingwallen passeren. Detail van RHCL RAL K 188 04.

Een ander hinderlijk fenomeen waren de verboden kringen rondom de vesting. Bebouwing en begroeiïng waren daar aan bepaalde regels gebonden. Zo kwam het ook dat de spoorwegstations die buiten de vesting, maar in de verboden kringen werden gebouwd, zodanig moesten worden ingericht dat ze bij een belegering snel weer konden worden afgebroken.

Tot slot was er binnen de vesting nog maar weinig ruimte beschikbaar voor de zich ontwikkelende industriële ondernemingen. Hun expansiedrang stond op gespannen voet met de als een knellend keurslijf ervaren vestinggordel.

Tegenover dit alles staat wel dat het garnizoen als economische factor van betekenis in elk geval bij het stadsbestuur meer dan welkom was. Inkrimping van het garnizoen of pogingen daartoe leidden tot protest bij het landsbestuur. Daarbij werd onder andere aangevoerd dat Maastricht een uiterst gezonde omgeving zou zijn.


(De)classering van de vesting
Nadat de Fransen waren vertrokken uit onze contreien, werd er nog datzelfde jaar een Wet houdende bepalingen omtrent de militaire ´s lands gronden en gebouwen vastgesteld. In deze wet werden de vestingen nog niet in klassen ingedeeld. Dat gebeurde pas bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1844. In dat jaar werd Maastricht gedeeltelijk in de 1e en gedeeltelijk in de 2e klasse ingedeeld. De hele vesting Maastricht wordt vervolgens in 1853 ingedeeld in de 1e klasse.

De declassering begint in januari 1867 als wordt bepaald dat o.a. de vesting Maastricht ´tot geene klasse´ meer zal behoren. Het definitieve eind komt met het Koninklijk Besluit van 29 mei 1867 waarin staat dat o.a. Maastricht geen vesting meer zal zijn. In de laatste twee genoemde besluiten gelden dezelfde bepalingen ook voor Venlo, Vlissingen en Bergen op Zoom en nog een aantal kleinere werken.

Het besluit trad in werking op de vijfde dag na de dagtekening waardoor we mogen stellen dat de vesting de facto opgeheven was op 3 juni 1867.


[1] Zie hiervoor het artikel ´Het openen en sluiten der stadspoorten in de negentiende eeuw´ op deze website

Meld u nu aan voor onze nieuwsbrief

Aanmelden